VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Alleen belasting betalen over beleggingswinsten die daadwerkelijk zijn behaald. Het klinkt vanzelfsprekend, maar dat was het lang niet. De Hoge Raad trekt nu een streep in het zand. Alleen werkelijk behaald rendement mag belast worden. Logischerwijs krijgen beleggers te veel betaald geld terug.

Fotografie: Robin van Lonkhuijsen/ANP

Opnieuw krijgt het ministerie van Financiën een tik op de vingers van de hoogste rechter in Nederland. Eind 2021 oordeelde de Hoge Raad dat de manier van belasting heffen op vermogen onwettig was. Er kwam een nieuwe wet waarna spaarders minder en beleggers meer belasting gingen betalen. Door die regeling – de zogenoemde herstelwet – is nu een streep gezet.  

De wortel aan de krakkemikkige regels rond de vermogensrendementsheffing is het gebruik van fictieve rendementen. Beleggers worden niet belast op basis van daadwerkelijke beleggingsresultaten, maar op grond van een denkbeeldig rendementspercentage. 

Financiën keek zo’n twintig jaar terug in de tijd en schatte op basis van een langjarig historisch gemiddelde in wat beleggers gemiddeld voor rendement zouden kunnen behalen. En dat gemiddelde gold voor iedereen. Want alle belastingplichtigen kregen hetzelfde winstpercentage opgelegd, ook al was duidelijk dat de verschillen in beleggingsresultaten enorm kunnen zijn. 



Rendementen uit het verleden moesten voor gezinnen met spaar- of beleggingsgeld dus wel degelijk een garantie bieden voor de toekomst. En dat deden ze dus lang niet altijd. Zo kon het dus gebeuren dat mensen 10 procent van hun vermogen zagen wegsmelten op de beurs, waarna ze alsnog belasting moesten betalen alsof er mooie winsten waren geboekt. Het niet-behaalde rendement werd fiscaal afgeroomd, waardoor de beleggings- en spaarpotten nog iets leger werden. Dat is nu voorbij. 

Na de uitspraak van de rechter hoeven beleggers alleen maar winstbelasting te betalen over werkelijk behaald rendement. Of beter gezegd: als mensen kunnen aantonen dat ze een lager rendement hebben behaald dan de fiscus eerder heeft ingeschat, dan moet het verschil worden terugbetaald. De andere kant op kan niet: als iemand boven het ingeschatte rendement aan winsten behaalt, dan leidt dat niet tot een hogere aanslag. 

Heel veel beleggers – degenen met vermogen boven een belastingvrije drempel – zullen over de belastingjaren 2022 en 2023 een lagere aanslag kunnen krijgen. Dat geldt voor aandelenbezitters, maar zeker ook voor mensen met obligaties. Over deze jaren zijn de aanslagen nog niet definitief vastgesteld. De fiscus heeft gewacht, totdat de Hoge Raad met het nu gevelde oordeel zou komen. Deze uitspraak kan voor belastingplichtigen ook leiden tot een lagere aanslag over belastingjaar 2021, in het geval de aanslag nog niet definitief is opgelegd of – indien dat wel is gebeurd – tijdig bezwaar is aangetekend. 

Voor komende jaren zal deze praktijk waarschijnlijk hetzelfde blijven: belastingplichtigen hoeven uitsluitend winstbelasting te betalen over aantoonbare winsten. 

Geld terug 
Over eerdere jaren – vanaf 2017 tot en met 2020 – zullen aandelen- en obligatiebeleggers geld terugkrijgen als zij kunnen aantonen in enig jaar een lager of geen rendement te hebben behaald.  

Dit geldt voorlopig alleen voor belastingplichtigen die tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen hun aanslag over de jaren tot en met 2020. Eerder liet het ministerie van Financiën weten geen compensatie te willen geven aan het grootste deel van de belastingbetalers, de mensen die te goeder trouw hun aanslag destijds hebben betaald en daartegen geen bezwaar hebben gemaakt. Over deze zienswijze zal de Hoge Raad ook binnenkort een oordeel geven. 

Vervolgstappen 
De VEB voert al geruime tijd actie namens beleggers over box 3. Zo heeft de VEB een aantal procedures in voorbereiding ten aanzien van belastingjaar 2022. Dat was een jaar waarin veel beleggers verlies leden op de beurs terwijl ze door de fiscus wel werden aangeslagen voor een substantiële winst. 

De VEB evalueert nu welke route te kiezen na de uitspraken van de Hoge Raad. Hoewel het rechterlijke oordeel een goede ontwikkeling is, blijven er enkele belangrijke openstaande punten voor beleggers. Cruciale vraag daarbij is de precieze definitie van ‘werkelijk rendement’. Kosten van beleggen en inflatie zijn belangrijke factoren, maar vooralsnog mag hiermee geen rekening gehouden worden bij bepaling van het rendement. 

Die benadering lijkt in strijd met het uitgangspunt om alleen reële rendementen te belasten. In tijden van inflatie kan een nominale stijging van het vermogen voor een deel of zelfs geheel opgaan aan het in stand houden van de koopkracht. Afgelopen jaren lukte zelfs dat niet. Door de zeer hoge geldontwaarding vielen reële rendementen dikwijls negatief uit.  

De VEB wil ook duidelijkheid over de manier waarop deze onwettige belastingheffing jarenlang heeft kunnen voortbestaan, zelfs toen de Hoge Raad eind 2021 duidelijk maakte dat het gebruik van fictieve rendementen zeer omstreden was.  

Hoe de Belastingdienst mensen gaat compenseren of eerdere aanslagen gaat aanpassen, is nog niet bekend. Het ministerie van Financiën verwacht hier begin augustus meer duidelijkheid over te kunnen bieden.  

Het ministerie heeft in een eerste reactie laten weten dat belastingplichtigen niets hoeven te doen totdat er meer duidelijkheid is. Als de uitspraak gevolgen voor hen heeft, ontvangen ze een brief van de Belastingdienst. Sommige fiscale experts raden aan om veiligheidshalve toch bezwaar te maken binnen de termijn van zes weken als er onverhoopt een definitieve aanslag binnenkomt.  

Op korte termijn zullen leden van de VEB en actiedeelnemers geïnformeerd worden over vervolgstappen en actuele ontwikkelingen in dit dossier.  

Meer over de VEB-actie Box 3 via: veb.net/box-3 

gevolgen uitspraak Hoge Raad
  • Beleggers hoeven alleen nog maar belasting te betalen over daadwerkelijk behaalde spaar- en beleggingswinsten. 
  • Tot nu toe rekende de fiscus met fictieve rendementen. 
  • Voor veel belastingplichtigen met vermogen in box 3 betekent dit lagere belastingen, maar zij moeten wel zelf aantonen wat hun werkelijke rendement is. 
  • Hoe dit berekend wordt en op welke wijze correcties plaats gaan vinden, wordt pas op zijn vroegst twee maanden na de uitspraak van 6 juni duidelijk. 
  • Het oordeel van de Hoge Raad heeft gevolgen voor de belastingheffing vanaf 2017. Voor de jaren 2017 tot en met 2020 komen vooralsnog alleen mensen voor compensatie in aanmerking die eerder bezwaar hebben gemaakt.